Ervaring op doen in het verkeer

Het is belangrijk, dat kinderen van jongs af aan zo zelfstandig mogelijk ervaring opdoen in het verkeer. Als ze lopend of fietsend naar school komen is het belangrijk, dat de schoolomgeving veilig is. Uiteraard hebben ook de ouders daar tijdens het halen en brengen een rol in. Als iedereen in het verkeer ook in de schoolomgeving rekening houdt met elkaar wordt het voor iedereen veiliger.

Bekijk samen de verkeersplaat

Beperkingen en ontwikkeling van kinderen in het verkeer

Kinderen gedragen zich in het verkeer vaak onvoorspelbaar en – vanuit volwassen perspectief – onlogisch. Het is goed om u te realiseren dat kinderen volop in ontwikkeling zijn en te maken hebben met leeftijdsgebonden beperkingen.

De laatste decennia is veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van kinderen in verband met hun gedrag in het verkeer. Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste beperkingen en ontwikkelingsfasen van kinderen. Overbodig te zeggen dat kinderen verkeersvaardigheden niet ‘vanzelf’ verwerven. Ze hebben daarvoor jarenlange oefening in de praktijk nodig onder leiding van volwassenen.

Ontwikkeling van kinderen in het verkeer

Kinderen zijn geen kleine volwassenen.

Ze zijn in ontwikkeling, zowel lichamelijk (ze groeien) als geestelijk (ze leren).

Kinderen spelen altijd en overal.

Ze spelen niet alleen op speelplaatsen, maar ook onderweg naar school of vriendjes. Spelen is geen tijdverdrijf voor kinderen, maar een natuurlijke bezigheid die bij de ontwikkeling van een kind hoort.

Niet alles wat een kind leert kan het meteen foutloos toepassen.

Dat geldt trouwens ook voor volwassenen. Verkeersregels worden langzaam maar zeker geleerd. Op school en in het verkeer zelf. Kinderen leren pas als ze zelf toe zijn aan de informatie. Hoe vaker kinderen actief deelnemen aan het verkeer, des te sneller ze leren. Fouten die kinderen daarbij maken zijn hen niet of nauwelijks aan te rekenen. Dat hoort bij hun ontwikkeling.

Bovendien kunnen kinderen een eenmaal begonnen beweging moeilijk aanpassen. Als tijdens het oversteken plotseling de omstandigheden veranderen (verkeerslicht springt op rood, of er komt een auto de hoek om) hebben ze de neiging om stil te blijven staan. De hersenen kunnen onvoldoende overweg met tegenstrijdige informatie.

Kinderen zien niet alles.

Het blikveld van kinderen is beperkt: ze kunnen nog niet goed ‘vanuit hun ooghoeken’ zien. Tot ± 10 jaar ontwikkelt zich het gezichtsveld en het vermogen om vanuit de ooghoeken te zien.

En omdat ze nog klein zijn, kunnen kinderen vaak niet over geparkeerde auto’s, kliko’s, bloembakken e.d. heenkijken. Kinderen zien naderende auto’s niet en automobilisten zien de kinderen niet.

Kinderen kunnen geluiden niet goed lokaliseren.

Kinderen horen weliswaar goed, maar ze weten vaak niet meteen uit welke richting het geluid komt. Bovendien kunnen ze verkeerde conclusies trekken uit hun waarnemingen. Bijvoorbeeld: ze zien een auto in de verte, ze horen een auto, maar ze beseffen niet dat het geluid dat ze horen afkomstig is van een andere auto, die uit een andere richting nadert.

Kinderen zijn impulsief en kunnen hun aandacht nog niet goed richten.

Hoe jonger hoe impulsiever. Kinderen doen dus dingen die volwassenen niet verwachten.

Vanaf een jaar of 3 kunnen kinderen tegelijkertijd lopen en hun aandacht richten op andere dingen.

Tot ± 11 jaar hebben kinderen problemen om hun aandacht te richten op (prioriteit te geven aan) belangrijke zaken.

Ze kunnen zich op slechts één ding tegelijk concentreren. Een wegrollende bal of een vriendje aan de overkant krijgt meer aandacht dan een naderende auto. Pas vanaf een jaar of 11 kunnen kinderen bewust de aandacht richten op het verkeer.

Tot ca. 12 jaar kunnen kinderen complexe verkeerssituaties met meerdere verkeersdeelnemers uit verschillende richtingen niet overzien (kruispunten, rotondes, links afslaan).

Kinderen hebben een beperkt besef van gevaar in het verkeer.

Gebrek aan praktijkervaring speelt daarbij een belangrijke rol. Kinderen moeten dus echt in de praktijk leren wat risicovol is en waar hun grenzen liggen.

Kinderen tot ± 5 jaar hebben een zeer beperkt besef van gevaar. Tussen 5 en 10 jaar ontstaat het besef van gevaar. Tot 8 á 9 jaar kunnen kinderen gevaren niet zien aankomen.

Verkeersregels

Vanaf ca. 6 jaar kennen kinderen de functie van een trottoir, een zebrapad en een verkeerslicht.

Vanaf ca. 10 jaar zijn de belangrijkste verkeersregels en –borden bekend.

Alle kinderen hebben grote problemen met de voorrangsregels. Zelfs tot ± 16 jaar leveren complexe verkeerssituaties nog regelmatig problemen op.

Snelheid inschatten

Tot ± 10 jaar overschatten kinderen de snelheid van naderend verkeer. Daardoor wachten ze ook voor fietsers en auto’s die nog ver weg zijn.

Tussen 10 en 14 jaar onderschatten vooral jongens de snelheid. Daardoor kunnen ze plotseling, vlak voor naderende voertuigen, oversteken.

Ouder tipkalender